Organisatie

Christelijke identiteit:
Als eerste willen we benadrukken dat we een christelijke school zijn. Dit betekend dat iedere dag gestart wordt met een dagopening en een Bijbelverhaal. We willen kinderen leren wat het betekend om christen te zijn, ook buiten de dagopeningen om. Het Christen-zijn komt bij meerdere vakken terug. Denk aan de verwondering over de natuur bij Aardrijkskunde en Biologie. Daarnaast willen we dat kinderen ontdekken wat hun talenten zijn en hoe ze dit kunnen inzetten voor hun naasten, om zo hun licht te laten schijnen.

Veiligheid:
We vinden het belangrijk dat ieder kind zich veilig voelt op school en met plezier naar school gaat. Leerkrachten en leerlingen moeten zich hiervoor inzetten. Wederzijds vertrouwen is hiervoor een belangrijk ankerpunt (Langeveld). De leerkracht moet de leerlingen vertrouwen en andersom. Van leerkrachten verwachten we, dat ze zich inzetten voor een positief klassenklimaat. Vooral de eerste weken na de zomervakantie zijn hiervoor van belang. In deze weken wordt er extra ruimte gegeven voor groepsvorming en het groepsgevoel.

Talenten ontdekken:
Op school wordt er rekening gehouden met de persoonlijkheid van het kind. Als eerste wordt er rekening gehouden met de talenten van het kind. Een kind gaat opzoek naar zijn talenten en bedenkt hoe hij dit kan inzetten voor God, zijn naaste en zichzelf. .

8 Intelligenties van Gardner:
Kinderen hebben diverse intelligenties: taalslim, rekenslim, beeldslim, muziekslim, beweegslim, samenslim, zelfslim en natuurslim. Al deze intelligenties zorgen voor een voorkeur op de manier van leren. Zo leert de ene leerling graag samen, terwijl de andere graag alles vanuit het exacte oogpunt benadert. In het leren wordt er rekening gehouden met deze intelligenties. Leerkrachten die starten op onze school, krijgen een cursus over hoe ze ruimte kunnen geven aan de intelligenties van Gardner.

6 Breinprincipes van Teunis:
Het leren wordt verbeterd en interessanter door herhaling, voortbouwen op het bestaande, focus, creatie, emoties en zintuigelijk rijk. Dit betekend dat kinderen zelf aan de slag worden gezet. In de klas zijn voldoende leermaterialen aanwezig. We geven ruimte aan een rijke, betekenisvolle, sociale leeromgeving. Hierbij is het een voorwaarde dat er ruimte is voor de leefwereld van kinderen. Kinderen kunnen het geleerde toepassen of verbinden aan hun belevingswereld.
Organisatie
Als eerste willen we benadrukken dat we een christelijke school zijn. Dit betekend dat iedere dag gestart wordt met een dagopening en een Bijbelverhaal. We willen kinderen leren wat het betekend om christen te zijn, ook buiten de dagopeningen om. Het Christen-zijn komt bij meerdere vakken terug. Denk aan de verwondering over de natuur bij Aardrijkskunde en Biologie. Daarnaast willen we dat kinderen ontdekken wat hun talenten zijn en hoe ze dit kunnen inzetten voor hun naasten, om zo hun licht te laten schijnen.
We vinden het belangrijk dat ieder kind zich veilig voelt op school en met plezier naar school gaat. Leerkrachten en leerlingen moeten zich hiervoor inzetten. Wederzijds vertrouwen is hiervoor een belangrijk ankerpunt (Langeveld). De leerkracht moet de leerlingen vertrouwen en andersom. Van leerkrachten verwachten we, dat ze zich inzetten voor een positief klassenklimaat. Vooral de eerste weken na de zomervakantie zijn hiervoor van belang. In deze weken wordt er extra ruimte gegeven voor groepsvorming en het groepsgevoel.
Toch kan het zo zijn dat een leerling zich niet veilig voelt op school, er kunnen hiervoor verschillende redenen zijn. De groepsleerkracht stelt met de IB'er en eventueel de ouders een plan op, zodat de leerling met plezier naar school gaat.
Aan het begin van het schooljaar wordt er regels gemaakt met de klas. Op deze groepsregels kan een leerling aangesproken worden. Hierbij geld dat positieve benadering het belangrijkst is.
Op school wordt er rekening gehouden met de persoonlijkheid van het kind. Als eerste wordt er rekening gehouden met de talenten van het kind. Een kind gaat opzoek naar zijn talenten en bedenkt hoe hij dit kan inzetten voor zijn naaste.
Daarnaast wordt de leerstof aangeboden op het niveau van het kind, in de zone van naaste ontwikkeling. Als de leerstof te moeilijk is voor een leerling, wordt er een stapje terug gedaan.
Als uitgangspunt voor het leren wordt de 8 intelligenties van Gardner gebruikt. Deze theorie gaat ervanuit dat ieder kind een bepaalde manier van leren heeft. Kinderen hebben diverse intelligenties: taalslim, rekenslim, beeldslim, muziekslim, beweegslim, samenslim, zelfslim en natuurslim. Al deze intelligenties zorgen voor een voorkeur op de manier van leren. Zo leert de ene leerling graag samen, terwijl de andere graag alles vanuit het exacte oogpunt benadert. In het leren wordt er rekening gehouden met deze intelligenties. Leerkrachten die starten op onze school, krijgen een cursus over hoe ze ruimte kunnen geven aan de intelligenties van Gardner.
Daarnaast wordt er tijdens de lessen gebruik gemaakt van de 6 breinprincipes van Teunis. Het leren wordt verbeterd en interessanter door herhaling, voortbouwen op het bestaande, focus, creatie, emoties en zintuiglijk rijk. Dit betekend dat kinderen zelf aan de slag worden gezet. In de klas zijn voldoende leermaterialen aanwezig. Aan de hand van deze 6 breinprincipes en de meervoudige intelligenties van Gardner willen we ruimte geven aan een rijke, betekenisvolle, sociale leeromgeving. Hierbij is het een voorwaarde dat er ruimte is voor de leefwereld van kinderen. Kinderen kunnen het geleerde toepassen of verbinden aan hun belevingswereld.
Op onze school willen we veel ruimte geven aan de leerlingen. We streven naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de leerlingen zelf. Ze mogen hun eigen leerdoelen opstellen en aangeven of het lukt. Ze houden dit bij aan de hand van een portfolio. In dit portfolio geven ze aan wat hun lukt en waar ze nog coaching bij nodig hebben.
Daarnaast vragen we van leerkrachten of ze ook hun eigen leerdoelen willen opstellen. Docenten bekijken elkaar onderwijs en geven elkaar tips en tops. Ook praten leerkrachten regelmatig over hun leerdoelen en hoe ze deze willen behalen.
Om het leren overzichtelijk en haalbaar te maken, willen gebruik maken van beweging tijdens de lessen. Hierdoor geven we ruimte aan de bewegingsdrang die kinderen hebben. Het bewegen tussen de lessen zorgt ervoor dat het concentratievermogen niet inzakt en dat kinderen snel beslissingen kunnen nemen, blijkt uit diverse onderzoeken. Op school geld de norm: per uur les 5 minuten bewegen. De leerkracht ontwerpt hiervoor bewegingsactiviteiten die in de klas uitgevoerd kunnen worden.